Zijn bomen trots?
Spreiden zij hun takken beschermend
over schuilende mensen
die de regen willen ontvluchten?
Het enige wat je over hen kan zeggen,
is dat zij ons de indruk geven, dat te doen
met hun rijke bladerdak
waaronder lichtvlekjes vallen als gouden munten.
De rijkdom die de natuur ons gratis schenkt, wij,
ondankbaren, die met duistere bedoelingen
de kettingzagen doen ratelen
om onze vermeende macht te demonstreren.
De gevelde bomen, triest, van takken ontdaan,
net nog goed om er planken van te zagen voor doodskisten
waarin door ratelende machinegeweren gevelde krijgers
worden begraven, soms met militaire eer.
Een eer die zij pas genieten
als het er niet meer toe doet, zij waardeloos geworden zijn,
ongeschikt om er planken van te zagen, desnoods
om er een schap van te maken om er boeken op te zetten
die ons de oorlog moeten verklaren.